Al vele jaren ben ik een verwoed verzamelaar van kentekenplaten uit de gehele wereld. Onderdeel van die verzameling is een uitgebreide serie van zo’n honderdtwintig provinciale Nederlandse platen, waaronder een dertigtal uit Zeeland, dus beginnend met een K.
Nu had ik van een kennis een kopie mogen maken van “Het Autonummer” deeltje 3, dat een incomplete opsomming geeft van eigenaren van de Zeeuwse K-nummers tot 1938, uitgegeven door Siepman in Goes (alleen voorletters-naam-adres). Daarin kon ik van een aantal platen de voormalige eigenaar opzoeken, althans, degenen die bij het verschijnen van Het Autonummer eigenaar waren. Dat hoefde niet de oorspronkelijke eigenaar te zijn. Want niet alleen werd het toegewezen K-nummer van je ene auto op je volgende geschroefd, maar binnen de familie kon het nummer ook doorgegeven worden aan de volgende generatie.
Aangezien er nog geen digitale versie bestond van Het Autonummer, heb ik me maar eens flink aan het toetsenbord gezet, met als gevolg dat 3 maanden later alles op mijn laptop stond, waarna het zoeken op naam of adres een stuk gemakkelijker werd.
Van het een kwam het ander, ik maakte een plan om het bestand zo compleet mogelijk te maken. Hiervoor dienden de hiaten in het Autonummer-bestand (K-1 t/m K-15895) gevuld te worden, en de aanvulling gevonden te worden vanaf K-15896 (in 1939) tot het einde (K-26388) in 1950. Indien uit externe bronnen blijkt dat namen in Het Autonummer verkeerd gespeld zijn (komt nogal eens voor), dan zijn die op deze site uiteraard zo mogelijk verbeterd.
Overigens mocht men zich t/m 31 december 1956 nog met provinciale kentekens op ‘s Neerlandsch wegen vertonen, vanaf 1 januari 1957 moest iedere gemotoriseerde weggebruiker platen van het nationale systeem voeren. Voor landbouwvoertuigen en brommers verviel de verplichting tot het voeren van kentekens.
In principe werd elk nummer maar aan één persoon of instelling uitgegeven. Uitzondering was de K-235, in 1907 toegekend aan de firma Blok en Zonen, maar die door een ambtelijke dwaling in 1914 ook is toegekend aan de burgemeester van Middelburg, dhr. P. Dumon Tak. Aangezien het voeren van een laag nummer enige standing gaf, was Dumon Tak niet genegen om zijn kenteken weer in te leveren, en reden er dus vanaf 14 januari 1914 twee eigenaren met auto’s rond met dat kenteken. Iets vergelijkbaars gebeurde ook met K-195, 207, 336, 566, 629, 1615 en 5046.
Nu hebben zich op het gebied van de K-nummers in Zeeland twee rampen voorgedaan:
- De provinciale index van de K-nummers en de aanvragen vanaf 1928 zijn bij beschietingen en daaropvolgende grote brand in Middelburg in mei 1940 verloren gegaan.
- Het provinciaal overzicht van de oorlogs- en naoorlogse nummers is bij een brand rond 1962 verloren gegaan.
Gelukkig is er ook nog wat bewaard gebleven, namelijk vrijwel alle aanvragen om een kenteken (afgegeven als een nummerbewijs) uit de periode 1906 – 1927. De procedure was namelijk zo: als (toekomstige) auto- of motorbezitter schreef je een brief naar de Commissaris van de Koningin in Zeeland, vergezeld van je geboortebewijs, met het verzoek je een rijbewijs en/of een nummerbewijs toe te sturen. Provinciale ambtenaren beoordeelden of je oud genoeg was, of je niet al een nummer had, en of de juiste papieren waren meegestuurd. Indien dat in orde was, en de leges betaald, kreeg je per kerende post een groen “vodje” (rijbewijs) en/of een grijs “vodje” (nummerbewijs). Vervolgens maakte je zelf een kentekenplaat met het toegewezen nummer erop, of (als je er de centen voor had) liet je er een stel maken.
Kentekens mochten zowel handgeschilderd worden aangebracht, als machinaal vervaardigd, zolang de tekens maar beantwoordden aan de meegestuurde “Bepalingen betreffende de afmetingen, de kleur, het aanbrengen en het verlichten der nummers met letter voor motorrijtuigen”.